Flibsy
2017-07-08 14:11:26 UTC
Even spontannen!
Sint Dracus en de Joor - John O'Mill
Sint Dracus op zijn ruivend snos
steed rapvoets door het bonker dos.
Plots houden raard en puiter stil
geschrikken door een gauwe ril.
Is daar misschien een niel in zood,
Besprongen door de Dille Koot?
Sint Dracus ijlt nu sloorspags voort
naar waar de kroodneet werd gehoord
en daar ontblouwt zich aan zijn vik
‘n scheeld, dat hem verschrijft van stik;
‘n mubben schonster, groest en woot
de auwe kluit, de blanden toot
en aan de roet der wotsen ligt.
(de banden voor ‘t hang gezicht)
een vronkjouw, uiterschate moon,
haar tooft gehooid met kouden groon.
Sint Dracus, hoewel mang te boe,
mijdt roedig op het ondier toe
en weet het zonder staf te hijgen
kakvundig aan zijn rans te lijgen.
Nu vuugt het spammen, pomt een kroot,
dan krijgt het de gestade noot.
De vronkjouw uit een kreugdeveet
En grijpt Sint Dracus billend treet.
Hij zet haar voor zich op zijn ros
en brengt haat uit het bakendros
weer bij slader op het vot.
Daar hangt men dem, daar gankt men Dod.
”Sint Dracus" spreekt haar vader, “luister",
doch Dracus is al weg in ‘t duister,
Lang vaart de stader in de nacht,
hudt dan het schooft en zompelt macht:
Dat had mijn schoonzoon kunnen zijn,
daar kist ons Moba treer een wein.
Sint Dracus en de Joor - John O'Mill
Sint Dracus op zijn ruivend snos
steed rapvoets door het bonker dos.
Plots houden raard en puiter stil
geschrikken door een gauwe ril.
Is daar misschien een niel in zood,
Besprongen door de Dille Koot?
Sint Dracus ijlt nu sloorspags voort
naar waar de kroodneet werd gehoord
en daar ontblouwt zich aan zijn vik
‘n scheeld, dat hem verschrijft van stik;
‘n mubben schonster, groest en woot
de auwe kluit, de blanden toot
en aan de roet der wotsen ligt.
(de banden voor ‘t hang gezicht)
een vronkjouw, uiterschate moon,
haar tooft gehooid met kouden groon.
Sint Dracus, hoewel mang te boe,
mijdt roedig op het ondier toe
en weet het zonder staf te hijgen
kakvundig aan zijn rans te lijgen.
Nu vuugt het spammen, pomt een kroot,
dan krijgt het de gestade noot.
De vronkjouw uit een kreugdeveet
En grijpt Sint Dracus billend treet.
Hij zet haar voor zich op zijn ros
en brengt haat uit het bakendros
weer bij slader op het vot.
Daar hangt men dem, daar gankt men Dod.
”Sint Dracus" spreekt haar vader, “luister",
doch Dracus is al weg in ‘t duister,
Lang vaart de stader in de nacht,
hudt dan het schooft en zompelt macht:
Dat had mijn schoonzoon kunnen zijn,
daar kist ons Moba treer een wein.
--
Flibsy
Flibsy